Werk uit de Van Gogh tentoonstelling in Rome in 2010
The New York Times laat met de titel “Money tight, museums mine their own collections” weten dat musea in Amerika zich meer op hun eigen collectie richten als gevolg van de crisis. De recessie zorgde ervoor dat musea al een paar jaar moeten bezuinigen op tentoonstellingen waarbij veel geleende werken getoond worden. Musea vreesden dat de bezoekersaantallen hierdoor sterk zouden dalen, maar blijkt deze vrees ook waarheid in de praktijk?
Voorlopig lijken Amerikaanse musea van de nood een deugd te maken. Musea in het hele land concentreren zich op hun vaste collecties en curatoren worden aangezet om ‘verborgen schatten’ aan het publiek te introduceren, in plaats van dure blockbuster tentoonstellingen (geleende kunstwerken brengen veel kosten met zich mee voor o.a. het vervoer, douane kosten en de verzekering) te plannen. Over het algemeen zijn het de kleinere musea die bezuinigen op bruiklenen, maar ook grotere instanties richten zich op hun eigen collecties, waar een veelheid van kunstwerken vaak nog onderbelicht zijn. Uit onderzoek van de Association of Art Directors is gebleken dat bijna driekwart van de leden dit jaar tentoonstellingen inplant die gebaseerd zijn op de vaste collectie. Dit in tegenstelling tot 2005, toen ongeveer de helft van de leden zulke tentoonstellingen planden.
Michael Govan, directeur van het Los Angeles Museum, zegt hierover het volgende:’The public doesn’t care whether you own it or borrow it, they’re just interested in the presentation and the content.’ De vraag is echter of de museumbezoekers niet gewend zijn geraakt aan de rondtrekkende blockbuster tentoonstellingen met bijzondere werken. Een ander voordeel van geleende werken is dat kunstwerken uit de vaste collectie ‘aangevuld’ kunnen worden voor bijvoorbeeld een overzichtstentoonstelling en je kunt de collectie steeds op verschillende manieren presenteren, aldus Philippe de Montebello (voormalig directeur van de Metropolitan Museum of Art). Er zijn namelijk altijd hiaten in een museumcollectie.
The Great Upheaval: Modern Art from the Guggenheim Collection, 1910–1918
The New York Times noemt in het artikel verschillende voorbeelden van musea die hun eigen collectie aanspreken. Zo besloten conservatoren van het Guggenheim in New York dat delen van de vaste collectie deze winter in twee opeenvolgende tentoonstellingen getoond konden worden. Richard Armstrong, directeur van het Guggenheim, doet kritiek hierover af met de woorden ‘The only people who would have noticed were extreme insiders. Is it such a dereliction of duty to show great works twice in one year?’ Ook de Picasso tentoonstelling met uitsluitend werken uit de collectie van het Metropolitan Museum of Art was met 700.000 bezoekers zeer succesvol (Het feit dat sommige musea zoals het Metropolitan van zichzelf al een toonaangevende collectie tot zijn beschikking heeft en daardoor eenvoudiger hoge bezoekersaantallen kan trekken in vergelijking met kleinere musea, lijkt echter in dit artikel buiten beschouwing te worden gelaten).
In het artikel wordt echter wel een interessant voorbeeld van het Cincinnati Art Museum aangehaald. Dit museum toonde negen kleine tentoonstellingen onder de titel “See America”, waarin verschillende gedeeltes van Amerika belicht werden middels objecten uit de vaste collectie van het museum. De bezoekersaantallen stegen vervolgens met 30 procent, aldus directeur Aaron Betsky. Betsky zegt ‘I’ve really become very skeptical of travelling exhibitions.’ (Bron: The New York Times)
Lees ook:Russische en Amerikaanse musea doen koude oorlog herleven
Lees ook:Frans Hals in het Metropolitan Museum
Lees ook:The Guardian kopt: ‘Is de Blockbuster tentoonstelling dood?’
Lees ook:9/11 herdacht: Tentoonstellingen
Lees ook:Metropolitan Museum laat kunst hacken